Quo Vadis?
(Waarheen gaat Gij?)
Volgens het apocriefe geschrift, Handelingen van Petrus (waarschijnlijk uit het jaar 200), ontkwam de apostel Petrus, op aandringen van de leden van de christen gemeente die aandrongen op zijn vertrek, aan de christenvervolgingen van keizer Nero te ontsnappen. Door een tip dat hij gearresteerd zou gaan worden, kon hij de stad op tijd ontvluchten. Maar even buiten de stad, op de Via Appia, kwam hij echter Jezus tegen. ‘Quo vadis, Domine?”, vroeg Petrus Hem. “Eo Romam iterum crucifigi”, zou Jezus hem geantwoord hebben. ‘Ik ga naar Rome om (opnieuw) gekruisigd te worden’.
Voor Petrus was dit een teken dat hij niet Rome moest ontvluchten maar juist om moest keren om de geplaagde christengemeente te ondersteunen en te bemoedigen. Petrus werd in Rome in het Tullianum gevangen gezet. Net als de apostel Paulus. Een middeleeuwse vertelling zegt dat Petrus zijn bewakers doopte met water uit de bron die hij in de gevangenis liet ontspringen. In hetgeen ons is overgeleverd van de oude gevangenis is aan het begin van de trap naar beneden, naar het laag gelegen tullianum, een deuk in het steen te zien. Hier zou Petrus zijn hoofd hebben gestoten. Petrus werd ondersteboven gekruisigd in het Circus van Nero (het antieke stadion voor wagenrennen in Rome).
Volgens het geschrift zegt Petrus tegen de ‘mensen van de weg’, de eerste christengemeenten:
Maar Petrus zei tegen hen: ‘Als dit de wil van de Heer is, dan zal het zo gebeuren, zelfs als wij het niet zouden willen. Maar wat u betreft, de Heer is in staat om uw geloof stabiel te maken, het uw fundament te laten zijn en het naar buiten toe uit te dragen. Hijzelf heeft het geplant, dan zult u ook anderen planten, door Hem. Maar ik, zolang de Heer wil dat ik in dit lichaam leef, zal niet tegenwerken, maar ook, als Hij zich bij mij roept, zal ik mij verheugen