Elk jaar bij de start van de Veertigdagentijd schrijft kardinaal Eijk een brief aan de gelovigen. Het thema dit jaar: "Bekleed u met de nieuwe mens".
Lees hier de gehele Vastenboodschap van de kardinaal
In zijn Vastenbrief (getiteld ‘Bekleedt u met de nieuwe mens’) schrijft kardinaal Eijk dat “we onze ware rijkdom in God vinden. En die rijkdom kunnen we ontvangen door Christus die ons met Zijn kruisdood en verrijzenis verlost van de erfzonde, alle andere zonden en uiteindelijk ook van de gevolgen daarvan, wanneer wij aan Zijn verrijzenis deel zullen krijgen. Daarom is het zo belangrijk dat wij ons via Christus tot God bekeren, dat wil zeggen ons leven (opnieuw) op Hem (gaan) richten.”
De Veertigdagentijd is bij uitstek een geschikte tijd om die bekering gestalte te geven, zo schrijft kardinaal Eijk in zijn Vastenboodschap. “Wil onze innerlijke tocht in de Veertigdagentijd vrucht kunnen dragen, dan moeten we onze ballast zoveel mogelijk achterlaten. Wat we wel meenemen is onze reisgids, de Bijbel. Daarin kunnen we ook lezen dat Iemand ons al lang geleden op een dergelijke tocht is voorgegaan: Christus Zelf. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel op de proef gesteld te worden, zoals we horen in de Evangelielezing (Mt. 4,1-11) op de Eerste zondag van de Veertigdagentijd.”
De Veertigdagentijd is niet alleen de tijd om het contact met onze Heer te herstellen of te versterken. Het is eveneens de tijd om dat met onze medemens te doen, zo benadrukt kardinaal Eijk. Hij verwijst daarbij naar de werken van barmhartigheid en vraagt aandacht voor “een speciale groep gevangenen: de eenzame mensen. Eenzaamheid is de grote tragiek van deze individualistische tijd, waarin mensen vaak buiten een sociaal netwerk vallen. Deze eenzame mensen zitten gevangen in hun bestaan. Het blijkt dat er geen tralies voor de ramen hoeven te zitten om toch tot eenzame opsluiting veroordeeld te zijn. Ook voor hen gelden de indringende woorden van Christus in het Evangelie volgens Matteüs: ‘Ik zat in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.’ Ik roep dan ook op om hun stilte te verbreken en contact met hen te leggen – in de Veertigdagentijd maar ook in de periode daarna.”